In 1997 ging ik op vakantie naar Oeganda. Ik had al meerdere landen in Afrika en Azië bezocht en wilde ook Oeganda (volgens Churchill “The Pearl of Africa”, de parel van Afrika) wel eens bekijken. Ik reis zo veel mogelijk alleen om daardoor makkelijker in contact te komen met de plaatselijke bevolking. Zo ook hier. Ik ontmoette daar een verpleegster en voor ik het land verliet vroeg ze of ze een vraag mocht stellen. Nu staat vragen vrij. Het bleek dat haar zuster recentelijk gescheiden was en nu de zorg had over 3 kinderen. De vraag was dus van financiële aard of ik bij kon dragen zodat de kinderen naar school konden gaan. Dat leek me wel wat. Meestentijds had ik daarvoor in andere landen eenmalige giften gedaan om voedsel en/of medicijnen voor anderen te kopen. Maar dit zou meer structureel zijn.
Oeganda bleek een grote aantrekkingskracht te hebben dus het jaar daarop weer gegaan. De familie die ik dat jaar gesteund had bezocht. Het bleek dat ze niet 3 maar 4 kinderen had. Er was ook nog een jongen met een handicap. Dus die moest ook naar school.
Dan krijg je toch een band met het land en de mensen die er wonen. Dus vanaf die tijd ging ik elk jaar in december, als het hier koud is naar “mijn” tropische bestemming.
Om een lang verhaal kort te houden. Elk jaar werden er enige kinderen aan de lijst toegevoegd. Toen het aantal meer dan 20 werd heb ik besloten om een stichting op te richten zodat mijn donaties aftrekbaar van de belasting zouden zijn. Dan kon ik namelijk nog meer kinderen een kans op educatie geven.
Op het ogenblik heeft de stichting ongeveer 60 kinderen die zij ondersteund en hoop dat ik en de anderen in de stichting dit nog jaren mogen volhouden.